Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·drin·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afdrinken
dronk af
afgedronken
klasse 3 volledig

Werkwoord

afdrinken

  1. leegdrinken, uitdrinken, beëindigen
    • Kom, ouwe jongen. De tijd heelt alle wonden. Laten we het gaan afdrinken! 

Gangbaarheid

70 % van de Nederlanders;
67 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be