maken
- ma·ken
- erfwoord, in de betekenis van ‘iets in een bepaalde toestand brengen’ aangetroffen vanaf jaar 901 [1]
|
|
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
maken |
maakte |
gemaakt |
zwak -t | volledig |
maken [3]
- overgankelijk in elkaar zetten
- Hij was een houten meubel aan het maken.
- overgankelijk ervoor zorgen dat iets weer werkt
- De jongen vroeg aan zijn vader of die zijn trein kon maken.
- overgankelijk optellen tot een bepaald bedrag
- Dat maakt dan zes euro en tien cent.
- overgankelijk voortbrengen, tot stand brengen, in een toestand brengen
- Deze band maakte muziek die miljoenen mensen vrolijk maakte.
- ▸ Ik was blij dat ik ook mijn ijsbijl bij me had waarmee ik me, indien nodig, kon zekeren en een nieuw spoor door de sneeuw kon maken.[4]
- [1] construeren, fabriceren
- [2] repareren
|
|
tong uitsteken, iemand iets inpeperen (Jaloers maken)
niet te begrijpen
iets heel erg aantrekken en ernstig nemen
ergens mee aan de gang gaan
weinig geld hebben om extra dingen te kunnen kopen
goed overkomen bij anderen
het erg maken
wanneer iemand echt honger heeft kan die dingen eten die die normaal niet lust
aardig tegen iemand doen in de hoop aardig gevonden te worden
iemand iets wijs maken
de mogelijkheid hebben te beslissingen over iemands leven en dood en welbevinden
Iemand doden
lelijke dingen over iemand vertellen
beter niet over een bepaald onderwerp beginnen; je moet aan mensen die ergens niets van weten en het er wellicht niet mee eens zijn, niets erover vertellen
zonder lang nadenken
iets wat nog onbekend is, kan ook niet geapprecieerd worden
op iemand kunnen vertrouwen/rekenen
Overdreven doen of drukte maken
aan de kant gaan en ruimte maken op de weg
schulden betalen ofwel: de boel opruimen ofwel: na ruzie/problemen samen er uit komen en het verleden laten rusten
iets aanbreken en volledig op maken
zich aanpassen aan moeilijke omstandigheden en die benutten
erg veel geld uitgeven aan lekker eten en drinken
zijn gevoelens niet opkroppen, vrijuit zeggen wat je niet bevalt, eerlijk zeggen over hoe er over iets gedacht wordt
zich (te) druk over iets maken
er van door gaan, gauw weggaan
niet machinaal gemaakt
iemand enthousast maken voor
|
- [4] een benauwde kat maakt rare sprongen
- [4] een kat in het nauw maakt rare sprongen
- [4] veel varkens maken de spoeling dunals er over veel mensen iets verdeeld moet worden krijgt iedereen maar een klein deel
- [4] vele handen maken licht werkals een karwei samen wordt opgepakt is het snel en gemakkelijk gedaan
- [4] zachte heelmeesters maken stinkende wondeneen aanpak die te voorzichtig is maakt problemen erger
- Maak je maar boos, dan heb je twee keer werk, één keer om boos te worden, en één om niet meer boos te zijn.
woede kost veel energie en lost niets op
- Belofte maakt schuld.
als je iets beloofd hebt moet je dat ook nakomen
- Bitter in de mond, maakt het hart gezond.
iets heeft een vieze smaak maar maakt de mens wel beter
- De gelegenheid maakt de dief.
wanneer de omstandigheden het gemakkelijker erop maken is stelen verleidelijk
- De kleren maken de man.
met nette kleding en een goed verzorgd uiterlijk zal je veel sterker staan in het (zaken)leven
- Een rotte appel in de mand, maakt al het gave fruit te schand.
als iemand uit een groep een fout maakt benadeelt hij de hele groep; door slechts één persoon kan iedereen van die groep een slechte naam krijgen
- Eén uur van onbedachtzaamheid, kan maken dat men jaren schreit.
één moment van onvoorzichtigheid kan verschrikkelijke gevolgen hebben
- Eén zwaluw maakt de lente niet.
het lijkt op een begin, maar dat zegt niets over het resultaat; Of: als 1 ding goed loopt, betekent het niet dat andere dingen ook zo goed gaan lopen
- Één zwaluw maakt nog geen zomer.
het lijkt op een begin, maar dat zegt niets over het resultaat; Of: als 1 ding goed loopt, betekent het niet dat andere dingen ook zo goed gaan lopen
- Eendracht maakt macht.
wanneer mensen samenwerken kan men veel bereiken
- Geld maakt niet gelukkig.
er is meer in het leven dan rijkdom
- Geld wat stom is, maakt recht wat krom is.
met geld kan men de ergste dingen goedmaken (voor geld is alles te koop)
- Geluk is de kunst een boeket te maken van de bloemen waar je bij kunt
gelukkig leven met de gegeven mogelijkheden/beperkingen
- Het oog van de meester maakt het paard vet.
het werk gebeurt beter als de baas toezicht houdt
- Je kan geen omelet maken zonder eieren te breken.
om iets te bereiken moet je kosten maken of moeite doen
1. in elkaar zetten
4. het niet kunnen maken
|
- Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.
1.
- Het woord maken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "maken" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ "maken" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ maken op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Lemaitre, Pierre"Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 20
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
maken
maken
- Nedersaksisch: maeken, maken, mäken, moken
- Plautdietsch: moake, moaken, moke, moken
- IPA: /maːkən/, /makən/
- Afgeleid van het Angelsaksische macian
maken
- IPA: /maːkən/
- Afgeleid van het Oudnederlandse macon
maken
- Vroegmiddelnederlands woordenboek - Instituut voor de Nederlandse taal
- Middelnederlands woordenboek - Instituut voor de Nederlandse taal
- IPA: /mɑːkn̩/
- ma‧ken
- Afgeleid van het Middelnederduitse maken
maken
maken
maken
maken
maken