making
- ma·king
- Naamwoord van handeling van maken met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | making | makingen makings |
verkleinwoord | makinkje | makinkjes |
- het maken (alleen in samenstellingen)
- (juridisch) testamentaire wilsbeschikking, d.w.z. erfstelling of legaat
- Het woord making staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Geluid: making (VS) (hulp, bestand)
making
- onvoltooid deelwoord van make
making
- gerundium van make