Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • man·ne·tjes·ma·ke·rij
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord mannetjesmakerij mannetjesmakerijen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de mannetjesmakerijv

  1. (politiek) zorgen dat een politicus en bepaald soort imago krijgt
    • Er is de afgelopen weken weer veel gemopperd over het reduceren van politiek tot soundbytes, mannetjesmakerij en schoonheidswedstrijden. Des te merkwaardiger dat uitgerekend de VPRO daags na de Kamerverkiezingen begon met een tweede seizoen van Premier gezocht, zo ongeveer het merkwaardigste programma van de publieke omroep op dit moment.[2] 
    • De meedogenloze vergelding waarmee het Noord-Koreaanse regime al dagen dreigde als Zuid-Korea een militaire oefening zou doorzetten, bleef gisteren uit. Toch niet de moeite waard, besloot Kim Jong-il. Het tekent de slimme overlever: ze weten in Pyongyang dat een echte confrontatie met Zuid-Korea en zijn bondgenoten niet te winnen valt. Het zou het einde van de Kim-dynastie kunnen betekenen, die juist druk bezig is een nieuwe generatie in het zadel te hijsen. Daarbij hoort volgens de totalitaire mores krachtige mannetjesmakerij - anders kan de buitenwereld denken dat je tijdens zo'n overgangsperiode verzwakt bent. [3] 

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Hans Beerekamp 21 september 2012
  3. Volkskrant 21 december 2010