Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·quil·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Frans

Werkwoord

maquilleren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
maquilleren
maquilleerde
gemaquilleerd
zwak -d volledig
  1. (cosmetica) aanbrengen van make-up
     'Je hoeft niet altijd alle producten te gebruiken en elk plekje te maquilleren. Zelfs foundation hoef je niet op je volledige gezicht aan te brengen als het niet echt nodig is, wrijf het gerust alleen daar waar je wilt dat je huid geëgaliseerd wordt. Een mooie make-up begint bij een mooie en goed verzorgde huid. Hoe beter de conditie van je huid, hoe minder je met make-up moet verdoezelen.'[1]
     Geleidelijk, in de loop van twintig tot dertig jaar, heeft de ‘wereld van de creativiteit’ (ik gebruik aanhalingstekens omdat het een gebrekkige aanduiding is voor een zeer heterogeen gezelschap) zich aangepast door sneller te produceren, het produkt te vereenvoudigen, gimmicks toe te voegen, zich voor de beeldbuis te maquilleren en daarbij de onderlinge concurrentiestrijd te verhevigen.[2]
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Kim De Craene
    “De zeven beautymantra's van Elke Willemen” (05/10/2015), De Standaard
  2.   Weblink bron
    H.J.A. Hofland
    “De denkers in het gedrang” (1994), de Vlaamse Gids