• cos·me·ti·ca

de cosmeticamv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord cosmeticum
  2. alleen meervoud verzamelnaam voor middelen die gebruikt worden voor het opmaken van met name het gezicht om schoonheidsredenen
    • Al in het Oude Egypte waren cosmetica erg gewild. 
98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]