cosmetica
- cos·me·ti·ca
- [2] van modern Latijn cosmetica, dat teruggaat op Oudgrieks κοσμητική (τέχνη) (kosmètikè téchè) "(kunst) van het mooi maken"; in de betekenis van ‘cosmetische middelen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1734 [1][2]
de cosmetica mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord cosmeticum
- alleen meervoud verzamelnaam voor middelen die gebruikt worden voor het opmaken van met name het gezicht om schoonheidsredenen
- Al in het Oude Egypte waren cosmetica erg gewild.
- Het woord cosmetica staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "cosmetica" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ "cosmetica" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be