maquilleren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van maquilleren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | maquilleren | te maquilleren | ||||||||
toekomend | zullen maquilleren | te zullen maquilleren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gemaquilleerd | te hebben gemaquilleerd | ||||||||
toekomend | gemaquilleerd zullen hebben | gemaquilleerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
maquillerend | gemaquilleerd | ev. maquilleer |
mv. verouderd maquilleert |
maquillere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | maquilleer | maquilleert | maquilleert | maquilleert | maquilleert | maquilleren | maquilleren | maquilleren | |||
verleden (o.v.t.) | maquilleerde | maquilleerde | maquilleerde | maquilleerde | maquilleerde | maquilleerden | maquilleerden | maquilleerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal maquilleren | zult/zal maquilleren | zult/zal maquilleren | zult maquilleren | zal maquilleren | zullen maquilleren | zullen maquilleren | zullen maquilleren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou maquilleren | zou maquilleren | zou(dt) maquilleren | zoudt maquilleren | zou maquilleren | zouden maquilleren | zouden maquilleren | zouden maquilleren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gemaquilleerd | hebt gemaquilleerd | hebt/heeft gemaquilleerd | hebt gemaquilleerd | heeft gemaquilleerd | hebben gemaquilleerd | hebben gemaquilleerd | hebben gemaquilleerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gemaquilleerd | had gemaquilleerd | had gemaquilleerd | hadt gemaquilleerd | had gemaquilleerd | hadden gemaquilleerd | hadden gemaquilleerd | hadden gemaquilleerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gemaquilleerd hebben | zal/zult gemaquilleerd hebben | zult/zal gemaquilleerd hebben | zult gemaquilleerd hebben | zal gemaquilleerd hebben | zullen gemaquilleerd hebben | zullen gemaquilleerd hebben | zullen gemaquilleerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gemaquilleerd hebben | zou gemaquilleerd hebben | zou/zoudt gemaquilleerd hebben | zoudt gemaquilleerd hebben | zou gemaquilleerd hebben | zouden gemaquilleerd hebben | zouden gemaquilleerd hebben | zouden gemaquilleerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gemaquilleerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gemaquilleerd | er is gemaquilleerd | |||||||||
verleden | er werd gemaquilleerd | er was gemaquilleerd | |||||||||
toekomend | er zal gemaquilleerd worden | er zal gemaquilleerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gemaquilleerd worden | er zou gemaquilleerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gemaquilleerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gemaquilleerd worden | gemaquilleerd te worden | ||||||||
toekomend | gemaquilleerd zullen worden | gemaquilleerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gemaquilleerd zijn | gemaquilleerd te zijn | ||||||||
toekomend | gemaquilleerd zullen zijn | gemaquilleerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gemaquilleerd | wordt gemaquilleerd | wordt gemaquilleerd | wordt gemaquilleerd | wordt gemaquilleerd | worden gemaquilleerd | worden gemaquilleerd | worden gemaquilleerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gemaquilleerd | werd gemaquilleerd | werd gemaquilleerd | werdt gemaquilleerd | werd gemaquilleerd | werden gemaquilleerd | werden gemaquilleerd | werden gemaquilleerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gemaquilleerd worden | zult gemaquilleerd worden | zult gemaquilleerd worden | zult gemaquilleerd worden | zal gemaquilleerd worden | zullen gemaquilleerd worden | zullen gemaquilleerd worden | zullen gemaquilleerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gemaquilleerd worden | zou gemaquilleerd worden | zou/zoudt gemaquilleerd worden | zoudt gemaquilleerd worden | zou gemaquilleerd worden | zouden gemaquilleerd worden | zouden gemaquilleerd worden | zouden gemaquilleerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gemaquilleerd | bent gemaquilleerd | bent/is gemaquilleerd | zijt gemaquilleerd | is gemaquilleerd | zijn gemaquilleerd | zijn gemaquilleerd | zijn gemaquilleerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gemaquilleerd | was gemaquilleerd | was gemaquilleerd | waart gemaquilleerd | was gemaquilleerd | waren gemaquilleerd | waren gemaquilleerd | waren gemaquilleerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gemaquilleerd zijn | zult gemaquilleerd zijn | zult gemaquilleerd zijn | zult gemaquilleerd zijn | zal gemaquilleerd zijn | zullen gemaquilleerd zijn | zullen gemaquilleerd zijn | zullen gemaquilleerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gemaquilleerd zijn | zou gemaquilleerd zijn | zou/zoudt gemaquilleerd zijn | zoudt gemaquilleerd zijn | zou gemaquilleerd zijn | zouden gemaquilleerd zijn | zouden gemaquilleerd zijn | zouden gemaquilleerd zijn |