• kwijt·ma·ken

kwijtmaken

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kwijtmaken
maakte kwijt
kwijtgemaakt
zwak -t volledig
  1. op een actieve manier iets kwijtraken of verliezen
     De agent wordt verdacht van het kwijtmaken van bewijs. Het onderzoek moet ook uitwijzen of hij de vrouw heeft mishandeld, zoals zij zegt.[1]
     Eerder meldde de politie dat de politieman heeft bekend dat hij onder druk van de omstandigheden beelden van de telefoon heeft verwijderd. De agent werd daarom verdacht van het kwijtmaken van bewijs.[2]
  1.   Weblink bron “Agent verdachte na wissen filmpje arrestatie” (06-08-2012), Tubantia
  2.   Weblink bron “OM: agent wiste geen filmpje bij arrestatie DJ Flexican” (13-12-2012), Tubantia