maakte kwijt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- maak·te kwijt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kwijtmaken |
maakte kwijt
- enkelvoud verleden tijd van kwijtmaken
- Ik maakte kwijt.
- Jij maakte kwijt.
- Hij, zij, het maakte kwijt.
- Ik maakte kwijt.
vervoeging van |
---|
kwijtmaken |
maakte kwijt