makelen
ma·ke·len
- frequentatief gevormd uit maken met het achtervoegsel -el; er zijn aanwijzingen dat "makelen" ook al in het Middelnederlands voorkwam.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
makelen |
makelde |
gemakeld |
zwak -d | volledig |
makelen
- (verouderd)overgankelijk tot stand brengen (van overeenstemming tussen partijen)
- inergatief als makelaar werkzaam zijn
- Hij makelde enkele jaren in verzekeringen.
- Het woord makelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "makelen" herkend door:
29 % | van de Nederlanders; |
28 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be