• open·ma·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
openmaken
maakte open
opengemaakt
zwak -t volledig

openmaken

  1. overgankelijk de sluiting van iets verbreken
    • Hij had de deur al opengemaakt. 
     Een bear canister is een doorzichtige, plastic emmer met een zwarte draaidop waardoor beren het voedsel erin niet kunnen ruiken of openmaken.[1]
96 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be