openmaken
- open·ma·ken
- samenstelling van open en maken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
openmaken |
maakte open |
opengemaakt |
zwak -t | volledig |
openmaken
- overgankelijk de sluiting van iets verbreken
- Hij had de deur al opengemaakt.
- ▸ Een bear canister is een doorzichtige, plastic emmer met een zwarte draaidop waardoor beren het voedsel erin niet kunnen ruiken of openmaken.[1]
- Het woord openmaken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "openmaken" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be