open

- open
- erfwoord via Middelnederlands van Oudnederlands opan, in de betekenis van ‘toegankelijk’ aangetroffen vanaf 1100 [1] [2] [3]
stellend | |
---|---|
onverbogen | open |
verbogen | |
partitief | opens |
open
- niet gesloten
- Die deur is open.
- iedereen mag naar binnen, toegankelijk, openbaar
- Tijdens de open dag mag iedereen het bedrijf bekijken.
- niet bezet, beschikbaar
- Er zijn nog open plaatsen bij dit slecht bezochte concert.
- zonder een beslist einde
- Deze film heeft een open einde, we weten niet hoe het met de hoofdpersoon afloopt, dat moeten we zelf bedenken.
- een vraag waar je geen ja of nee op kunt antwoorden is een open vraag
- Hoe laat is het? is een open vraag. Bent u vandaag jarig? is een gesloten vraag.
- iemand die weinig geheim houdt is een open persoon, mededeelzaam, openhartig
- De extraverte flapuit kun je ook een open persoon noemen.
- (figuurlijk) iemand die geen leugens vertelt eerlijk, oprecht, recht door zee
- zonder overdekking
- ▸ Met natuurlijk dit verschil dat het toen niet nodig was om de stammen boven open vuur te houden als je ze samen moest voegen.[4]
- zonder beperking of verbod; vrij
- ▸ Von der Leyen sloot zich daarbij aan. De voorzitter van de Europese Commissie kondigde aan dat de EU voor de periode 2025-2027 500 miljoen euro uittrekt om Europa aantrekkelijk te maken voor onderzoekers. "Wetenschap staat ter discussie. Investeringen in vrij en open onderzoek staan ter discussie. Dat is een enorme vergissing. Wetenschap is de sleutel tot onze toekomst in Europa."[5]
- open en bloot
voor iedereen is alles zichtbaar
- met open vizier
eerlijk
- met open armen ontvangen
hartelijk verwelkomen
- met open armen
met veel genoegen
- er met open ogen inlopen
de leugens van iemand anders geloven
open
- op open wijze
- Hij sprak daar heel open over.
- bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
- openmaken - Ze maakte haar pakje open.
|
1. niet gesloten
|
|
open en bloot
- Het woord open staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "open" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Oudnederlands Woordenboek
- ↑ open op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus
, ISBN 9789044628142
- ↑
Weblink bron
Frank Renout“Europa: 600 miljoen euro om Amerikaanse wetenschappers aan te trekken” (5 mei 2025), NOS - ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
open
- open
- «That door is open.»
- Die deur is open.
- «That door is open.»
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to open |
he/she/it | opens |
verleden tijd | opened |
voltooid deelwoord |
opened |
onvoltooid deelwoord |
opening |
gebiedende wijs | open |
- open
- open
- Afgeleid van het Oudnoorse woord opinn
stellend | vergrotend | overtreffend | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald (sterk) |
m/v enkelvoud | open | opnare | opnast |
o enkelvoud | ope opent | |||
meervoud | opne | |||
bepaald (zwak) |
enkelvoud en meervoud |
opne | opnare | opnaste |
open
- open
- «Vegen over fjellet er open for biltrafikk.»
- De weg over de berg is open voor het autoverkeer.
- «Vegen over fjellet er open for biltrafikk.»