open
- open
- erfwoord via Middelnederlands van Oudnederlands opan, in de betekenis van ‘toegankelijk’ aangetroffen vanaf 1100 [1] [2] [3]
stellend | |
---|---|
onverbogen | open |
verbogen | |
partitief | opens |
open
- niet gesloten
- Die deur is open.
- iedereen mag naar binnen, toegankelijk, openbaar
- Tijdens de open dag mag iedereen het bedrijf bekijken.
- niet bezet, beschikbaar
- Er zijn nog open plaatsen bij dit slecht bezochte concert.
- zonder een beslist einde
- Deze film heeft een open einde, we weten niet hoe het met de hoofdpersoon afloopt, dat moeten we zelf bedenken.
- een vraag waar je geen ja of nee op kunt antwoorden is een open vraag
- Hoe laat is het? is een open vraag. Bent u vandaag jarig? is een gesloten vraag.
- iemand die weinig geheim houdt is een open persoon, mededeelzaam, openhartig
- De extraverte flapuit kun je ook een open persoon noemen.
- (figuurlijk) iemand die geen leugens vertelt eerlijk, oprecht, recht door zee
- zonder overdekking
- ▸ Met natuurlijk dit verschil dat het toen niet nodig was om de stammen boven open vuur te houden als je ze samen moest voegen.[4]
- open en bloot
voor iedereen is alles zichtbaar
- met open vizier
eerlijk
- met open armen ontvangen
hartelijk verwelkomen
- met open armen
met veel genoegen
- er met open ogen inlopen
de leugens van iemand anders geloven
open
- op open wijze
- Hij sprak daar heel open over.
- bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
- openmaken - Ze maakte haar pakje open.
|
1. niet gesloten
|
|
open en bloot
vervoeging van |
---|
openen |
open
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van openen
- Ik open.
- gebiedende wijs van openen
- Open!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van openen
- Open je?
- Het woord open staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "open" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Oudnederlands Woordenboek
- ↑ open op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
open
- open
- «That door is open.»
- Die deur is open.
- «That door is open.»
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to open |
he/she/it | opens |
verleden tijd | opened |
voltooid deelwoord |
opened |
onvoltooid deelwoord |
opening |
gebiedende wijs | open |
open
- openen
- «I open the door.»
- Ik open de deur.
- «I open the door.»
- open
open
open
- open
- Afgeleid van het Oudnoorse woord opinn
stellend | vergrotend | overtreffend | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald (sterk) |
m/v enkelvoud | open | opnare | opnast |
o enkelvoud | ope opent | |||
meervoud | opne | |||
bepaald (zwak) |
enkelvoud en meervoud |
opne | opnare | opnaste |
open
- open
- «Vegen over fjellet er open for biltrafikk.»
- De weg over de berg is open voor het autoverkeer.
- «Vegen over fjellet er open for biltrafikk.»
- o·pen
open