• open·wer·ken

openwerken [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
openwerken
werkte open
opengewerkt
zwak -t volledig
  1. een gat of een holle ruimte maken in iets
    • Het blijft voorlopig geheim hoeveel de bouw van de loopbrug over de Wenninkgaarde en het openwerken van de noordelijke gevel van het Muziekkwartier gaat kosten. Het college van B en W eist volstrekte geheimhouding van de raad. [2] 
    • Ongetwijfeld beïnvloed door de wijze waarop Zadkine ruimte in zijn beelden toeliet, ging Lotti haar beelden openwerken. Zij ontwikkelde een ingenieuze techniek waarbij zij de klei aanbracht rond een armatuur. Kenmerkend werd een spel van rond elkaar geweven vormen, waaruit die zowel herkenbare als vegetatieve wezens opdoken. [3]