uithollen
- uit·hol·len
- samenstelling van uit en hollen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uithollen |
holde uit |
uitgehold |
zwak -d | volledig |
uithollen
- het binnenste weghalen
- (figuurlijk) het wezenlijke wegnemen van
- De strategie van radicaal-rechts in Brussel – de EU „van binnenuit uithollen”, zoals PVV-leider Wilders die omschreef – spoort dus deels met die van Moskou. [1]
- Het woord uithollen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uithollen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ www.nrc.nl (14 juni 2024)
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be