opengooien
- Geluid: opengooien (hulp, bestand)
- open·gooi·en
- samenstelling van open bw en gooien ww
opengooien [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opengooien |
gooide open |
opengegooid |
zwak -d | volledig |
- met kracht en grote snelheid openen
- ▸ Ik had de ramen kunnen opengooien om te schreeuwen van geluk tot alle honden in de buurt hun poten voor hun oren sloegen.[2]
- iets openstellen voor publiek
- ▸ De clubs geven in het statement aan wel eerst met de burgemeester van de speelstad in gesprek te gaan voor ze de stadions opengooien.[3]
- [1] openvliegen
- [1] dichtslaan
1. met kracht en grote snelheid openen
- Het woord opengooien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)“Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium , ISBN 9789057598500
- ↑ Weblink bron “Voorlopig geen publiek in betaald voetbal; clubs dreigen stadions te openen” (VR 14 JANUARI 2022), NOS