• dicht·slaan
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
dichtslaan
sloeg dicht
dichtgeslagen
klasse 6 volledig

dichtslaan [1]

  1. onovergankelijk met een slag dichtgaan
     Geen gebonk van hardwerkende liften, onbedaarlijk gebrul van dronkaards ergens in de verte of het dichtslaan van een kamerdeur of autoportier.[2]
  2. overgankelijk met een slag dichtdoen
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]