(heteroniem)

  • [A] no·pe
  • [B] nope
vervoeging van
nopen

[A] nope

  1. aanvoegende wijs van nopen
    • Dit alleen al nope ons om snel hulp te bieden. 

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als tussenwerpsel

[B] nope

  1. (informeel) nee
    • Hij antwoordde slechts met yep en nope. 
     Chuck Testa’s geprepareerde dieren zien er hartstikke levend uit. Maar dat zijn ze niet, nope![1]
  1.   Weblink bron
    Jules Seegers
    “Beste reclame voor opgezette dieren? ‘Nope, it’s just Chuck Testa’” (16 september 2011) op nrc.nl  


  • nope
  • van  no tw , benadrukt door tot slot de lippen te sluiten; vergelijk yep

nope

  1. nope
99 % van de Amerikanen;
97 % van de Britten.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 18 februari 2020 “Measures of word prevalence for 61,800 English words” op ugent.be