åben
- åben
Naar frequentie | 822 |
---|
stellend | vergrotend | overtreffend | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald (sterk) |
g enkelvoud | åben | åbnere | mest åben |
o enkelvoud | åbent | |||
meervoud | åbne | |||
bepaald (zwak) |
enkelvoud en meervoud |
åbne | åbnere | mest åbne |
åben
- open
- aangestaan, op een kier staan
- geopend (bijv. een oog, een la)
- met uitgang (bijv. patiënten, inzittende, gevangenen)
- niet gesloten (bijv. een brief)
- met vrije visie
- niet afgedekt, niet bedekt (bijv. een auto, een boot)
- niet afgeschermd (bijv. een vuur, een vuurplaats)
- met toegang (bijv. voor klanten, voor bezoekers)
- zonder toegangsbeperking (bijv. voor een huis, voor een cursus)
- met vrij toegangsrecht (bijv. de open grens tussen Duitsland en Nederland)
- (medisch) zichtbaar (bijv. een botbreuk)
- (figuurlijk) in het openbaar, publiekelijk
- (figuurlijk) zonder geheimhouding, met informaties (bijv. een open samenwerking)
- (figuurlijk) aanlokkelijk, gastvrij
- (figuurlijk) onbevooroordeeld, openhartig, vrijmoedig
- (figuurlijk) ontvankelijk
- (figuurlijk) niet beklonken, onbeslist
- [1,4,7,9,10,15]: lukket
- [13]: på åben gade
in het openbaar, publiekelijk
- [18]: åbent spørgsmål
een open vraag
- åben in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk