• aan·lok·ke·lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen aanlokkelijk aanlokkelijker aanlokkelijkst
verbogen aanlokkelijke aanlokkelijkere aanlokkelijkste
partitief aanlokkelijks aanlokkelijkers -

aanlokkelijk

  1. verleidelijk ogend
    • Het programma oogt aanlokkelijk. 
     Om thuis aan zijn vrouw te vertellen dat hun bron van inkomsten was opgedroogd, leek eveneens een weinig aanlokkelijk vooruitzicht.[1]
     Hij verzette zijn gedachten en fantaseerde over het groen van Nottingham, dat een stuk aanlokkelijker was dan het uitzicht waar hij bijna de hele dag mee werd geconfronteerd.[1]
97 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]