Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·lok·ke·lij·ker

Bijvoeglijk naamwoord

aanlokkelijker

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van aanlokkelijk
     Hij verzette zijn gedachten en fantaseerde over het groen van Nottingham, dat een stuk aanlokkelijker was dan het uitzicht waar hij bijna de hele dag mee werd geconfronteerd.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen