vrijmoedig
- Geluid: vrijmoedig (hulp, bestand)
- IPA: /vrɛi'mudəx/
- vrij·moe·dig
- In de betekenis van ‘niet beschroomd’ voor het eerst aangetroffen in 1598 [1]
- Samenstellende afleiding van vrij en gemoed met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | vrijmoedig | vrijmoediger | vrijmoedigst |
verbogen | vrijmoedige | vrijmoedigere | vrijmoedigste |
partitief | vrijmoedigs | vrijmoedigers | - |
vrijmoedig
- vrij in het uiten van het gemoed
- Ik vind hem een erg vrijmoedig persoon.
- Het woord vrijmoedig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vrijmoedig" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "vrijmoedig" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ vrijmoedig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be