• zorg·vul·dig
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘zorgdragend’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1511 [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen zorgvuldig zorgvuldiger zorgvuldigst
verbogen zorgvuldige zorgvuldigere zorgvuldigste
partitief zorgvuldigs zorgvuldigers -

zorgvuldig

  1. met zorg voor alle details
    • Dat moet u zorgvuldig aanpakken. 
    • David Hockney zet zijn tanden in een Double Smash Burger met gekarameliseerde uien en gerookte cheddar. Zijn twee gehoorapparaten heeft hij naast zijn bord gelegd, op zijn schoot ligt een zorgvuldig gevouwen servet. [2] 
     Rond elf uur hield ik het niet meer en nam één hap van mijn Snicker. Ik kauwde zorgvuldig om optimaal te genieten van de nougat, pinda’s, karamel en melkchocolade.[3]
     De onbewerkte vloerplanken in zijn zolderkamer met uitzicht op de rivier waren zorgvuldig geboend met groene zeep.[4]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]