Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • film·ma·ken
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord filmmaken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het filmmakeno

  1. (filmkunst) het produceren van een bioscoopfilm; de kunst van het maken van een film
     Van de ervaren acteur Hallam kreeg ze zo een masterclass filmmaken. "Ik wist niet zo goed hoe met de camera om te gaan, of met het geluid, maar dat gaf hij me allemaal mee. Een lieve man en een geweldig acteur."[1]
     De regisseur van De Lift, Flodder en Sint schreef met Buurman, wat doet u nu? een doe-het-zelfcursus voor filmmakers, die ook te lezen is als Maas' memoires, een liefdesbrief aan filmmaken en een klaagzang over betutteling in ons land. "Filmen in Nederland, begin er niet aan", raadt Maas al aan in het voorwoord. "Je wordt veracht door de critici, gekleineerd door het Filmfonds en gefileerd door het publiek."[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “NOS-speelfilm over Operatie Market Garden na decennia weer te zien” (Zaterdag 15 februari 2020, 14:18), NOS
  2.   Weblink bron
    Lambert Teuwissen
    “Dick Maas' memoires: liefdesbrief aan filmmaken, klaagzang over betutteling” (Donderdag 13 april 2017, 12:54), NOS