droogmaken
- Geluid: droogmaken (hulp, bestand)
- droog·ma·ken
- samenstelling van droog en maken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
droogmaken |
maakte droog |
drooggemaakt |
zwak -t | volledig |
droogmaken
- afdrogen, drogen
- Hij heeft de vloer na de overstroming weer drooggemaakt.
- indijken, inpolderen
- Pas toen er stoommachines kwamen kon men de Haarlemmermeer droogmaken.
- Het woord droogmaken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "droogmaken" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be