• droog·ma·ke·rij
enkelvoud meervoud
naamwoord droogmakerij droogmakerijen
verkleinwoord droogmakerijtje droogmakerijtjes

de droogmakerijv / m

  1. (waterbeheer)polder ontstaan door het water uit een meer of plas weg te pompen
    • Ik ben geschokt als ik lees dat 2100 hectare eeuwenoud landbouwgebied in Zuid-Holland, een achttiende-eeuwse droogmakerij, moet worden veranderd in een bos ‘ten behoeve van natuur en recreatie’. [2]
  2. (economie), (techniek) activiteiten om een meer of plas in een polder te veranderen
    • Door landaanwinning (bedijking en droogmakerij) werd tussen 1830 en 1900 circa 30.000 hectare landbouwgrond gewonnen, (...) [3]
  3. (economie), (techniek) inrichting waar materiaal wordt gedroogd
    • De droogmakerij werd gebouwd omstreeks 1999, ter vervanging van een afgebrand gebouwtje zonder vergunning. [4]