schoonmaken
- Geluid: schoonmaken (hulp, bestand)
- schoon·ma·ken
- samenstelling van schoon en maken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
schoonmaken |
maakte schoon |
schoongemaakt |
zwak -t | volledig |
schoonmaken
- overgankelijk reinigen
- Hij moest voor straf zijn hele kamer schoonmaken.
- Veel klanten reageren enthousiast en vinden het een ‘superidee’. Een enkeling stelt nuchter dat veel drankjes ook zonder rietje te drinken zijn. Waarom geen metalen rietjes? vraagt een ander. Die zijn lastig schoon te maken en dat is niet zo hygiënisch, reageert de bakker. [1]
- schoonmaak, schoonmaakactie, schoonmaakazijn, schoonmaakbedrijf, schoonmaakbeurt, schoonmaakmiddel, schoonmaakrooster, schoonmaakster, schoonmaker
1. reinigen
de schoonmaken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord schoonmaak
- Het woord schoonmaken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schoonmaken" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Tubantia Ellen den Hollander 16-07-18 Dit ‘rietje’ kan McDonald's en het milieu redden
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be