• schoon·maak·mid·del
enkelvoud meervoud
naamwoord schoonmaakmiddel schoonmaakmiddelen
verkleinwoord schoonmaakmiddeltje schoonmaakmiddeltjes

het schoonmaakmiddelo

  1. alle stoffen die bij het reinigen worden gebruikt
    • De schoonmaakster gebruikt voor iedere soort vlek en oppervlak een speciaal schoonmaakmiddel. 
     Ik kan me mijn eigen moeder nauwelijks herinneren. Ik bewaar een herinnering aan armen om me heen, armen die me tegen een zachte boezem drukken, die rook naar keukenvuur, schoonmaakmiddel en een of andere vaag bittere geur die ik niet meer kan thuisbrengen.[1]
  1. Danielle Teller (vert. Marja Borg)
    “Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers  , ISBN 9789026346477