• kos·ten
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kosten
kostte
gekost
zwak -t volledig

kosten

  1. absoluut als te betalen prijs hebben
    • Deze boeken kosten maar vijf euro. 
    • Dat heeft hem meer gekost dan hij verwacht had. 
  2. absoluut (figuurlijk) als tegenprestatie vereisen, verlies met zich meebrengen van
    • Dat werk kost veel tijd, moeite en geduld. 
    • Deze wespensteken kosten hem zijn gezondheid. 
     De tocht helemaal afmaken was volgens Josh een complete lifestyleverandering en kostte te veel tijd.[4]
     Daarin hadden ze na de eerste aarzelende tijd een ongedwongen gemeenschappelijk onderwerp gevonden, ze hadden allebei zonen in het leger, érgens in Zweden'zoals het heette in dat liedje, Ze maakte zich zorgen dat het leger te veel tijd zou kosten.[5]

de kostenmv

  1. alleen meervoud geldbedrag of andere tegenprestatie voor een verkregen voorwerp of dienst of voor veroorzaakte schade
1. samenstellingen met "kosten: geldbedrag of andere tegenprestatie" als tweede deel
1. samenstellingen met "kosten: geldbedrag of andere tegenprestatie" als eerste deel
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[6]


  • kos·ten
Naar frequentie 19685

kosten

  1. nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van kost


  • kos·ten
Naar frequentie 13663

kosten

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van kost


  • kos·ten

kosten

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van kost