• ma·te·ri·aal·kos·ten
enkelvoud meervoud
naamwoord *materiaalkost materiaalkosten
verkleinwoord - -

de materiaalkostenmv

  1. (economie) de uitgaven die men moet maken voor de grondstoffen die nodig zijn om een product maakt
     0 ja, geld. Hij berekent de materiaalkosten van zijn kasten en doet daar een klein beetje bij voor de tijd die hij erin steekt. Hij is allang blij dat er steeds iemand is die de kast komt halen zodra hij ermee klaar is.[2]
     Ook in Heerhugowaard mogen inwoners een portret insturen. De winnaar, die door een jury wordt gekozen, krijgt naast de eeuwige roem een vergoeding voor de materiaalkosten en een interview in de plaatselijke krant.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Carla de Jong
    “Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
  3.   Weblink bron “Portret Beatrix kan meteen weg” (10-04-2013), NOS