Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kos·ten·dek·kend
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen kostendekkend kostendekkender kostendekkendst
verbogen kostendekkende kostendekkendere kostendekkendste
partitief kostendekkends kostendekkenders -

Bijvoeglijk naamwoord

kostendekkend

  1. van iets dat de inkomsten voldoende zijn om de kosten te betalen
     De bond acht het in de huidige situatie niet haalbaar om de nationale titelstrijd attractief en kostendekkend te organiseren. Met het ingaan van de nieuwe lockdown is het bovendien aannemelijk dat de overheid ook geen toestemming zou geven voor het spelen van een NK in februari, meent de bond.[1]
     "Het kost tijd om deze vaak vileine strijd tussen ouders op een goede manier te ontrafelen", zegt bestuurslid Astrid Rotering van Jeugdzorg Nederland over de oplopende rekeningen. Volgens haar zijn de bijdragen vanuit de gemeenten niet eens kostendekkend. "Als ik dat tarief doorreken, komt dat bij dit soort ingewikkelde scheidingen neer op zo'n honderd uur werk per jaar. Zaken als deze kosten veel meer tijd."[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    NOS Sport
    “Bond zet streep door NK badminton van begin februari” (Woensdag 16 december 2020, 10:30), NOS
  2.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “'Vechtscheidingen kosten gemeenten jaarlijks tientallen miljoenen euro's'” (Zaterdag 13 februari 2021, 08:06), NOS