Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kos·ten·ra·ming
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kostenraming kostenramingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kostenramingv

  1. (economie) voorlopige schatting hoeveel geld men voor iets moet betalen
     Hennis sprak maanden geleden met de Amerikaanse minister van Defensie Chuck Hagel over de kostenraming van Nederland voor de aanschaf van de JSF. Die is bij benadering 4,5 miljard euro voor 37 toestellen.[2]
     Met drie bedrijven gaat het Rijk vervolgens onderhandelen, bijvoorbeeld over de kostenraming. Het gebouw gaat zo'n 250 tot 300 miljoen euro kosten, vermoeden economen van ING op basis van eigen onderzoek.[3]
     Afgelopen oktober bleek er enorme stijging van de kostenraming te zijn. De stijging is deels toe te schrijven aan de hogere grondstofprijzen op dit moment, maar ook door de koerswijziging van BAM.[4]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Hennis in problemen om JSF” (11-12-2014), NOS
  3.   Weblink bron “We hebben 'de brexitbuit' binnen, maar wat levert het ons op?” (21-11-2017), NOS
  4.   Weblink bron “'Feyenoord trekt stekker uit veelbesproken project nieuw stadion'” (ZA 6 NOVEMBER 2021), NOS