Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kan·toor·kos·ten
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kantoorkosten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kantoorkostenmv

  1. geld dat men moet betalen voor het kunnen voeren van een kantoorruimte
     Volgens het parlement werd vorig jaar 474 miljoen euro uitgegeven aan de parlementsleden, meer dan een kwart van de begroting. Het gaat dan om salarissen, reiskosten, algemene kosten, kantoorkosten en kosten voor de persoonlijke staf. Het Europees Parlement besteedt per maand alleen al 3,2 miljoen euro aan vergoeding voor algemene uitgaven, zonder dat daar toezicht op is. Pogingen om dit te regelen, zijn herhaaldelijk door de Europarlementariërs weggestemd.[2]
     Omdat AF-KLM het lek niet boven water krijgt wordt er sneller en meer bezuinigd. Het bedrijf schrapt zwaar verlieslatende routes en in het komende winterseizoen wordt de capaciteit verder teruggeschroefd dan gepland door minder vluchten en vliegtuigen. Op het kantoorkosten en overhead wordt 150 miljoen euro meer bezuinigd, het dubbele van al was aangekondigd[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    -
    “Journalisten dagen Europees Parlement voor de rechter” (Vrijdag 20 november 2015, 03:59), NOS
  3.   Weblink bron
    -
    “Aanhoudende rode cijfers voor Air France-KLM” (Vrijdag 24 juli 2015, 07:35), NOS