bouwkosten
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bouwkosten (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbɑukɔstə(n) / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- bouw·kos·ten
Woordherkomst en -opbouw
- alleen meervoud samenstelling van bouw zn en kosten zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | (bouwkost) * | bouwkosten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de bouwkosten mv
- (bouwkunde) bedrag aan geld dat nodig is voor het maken van een constructie
Synoniemen
Opmerkingen
- Het enkelvoud "bouwkost" heeft dezelfde betekenis en is dus voor wat betreft de betekenis niet het enkelvoud van "bouwkosten".
Gangbaarheid
- Het woord bouwkosten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie Roel Van Espen“Hoge materiaalprijzen en bouwkosten wegen op onze infrastructuurwerken” (9 juni 2022) op trends.knack.be
- ↑ Weblink bron Aylin Bilic“Hoe de overheid de woningmarkt verziekte” (3 september 2020) op nrc.nl