infrastructuurkosten

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·fra·struc·tuur·kos·ten
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord infrastructuurkosten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de infrastructuurkostenmv

  1. uitgaven aan onroerende voorzieningen zoals (spoor)wegen, vliegvelden, havens, bekabeling en riolering
     "Voor ongeveer 20 euro per kaartje zou het al mogelijk kunnen zijn. De infrastructuurkosten zijn lager dan die van een hogesnelheidstrein en er wordt minder energie verbruikt. Plus: doordat je zweeft op een magnetisch veld is er geen contact, dus geen wrijving en geen slijtage. Daardoor zijn er ook minimale onderhoudskosten. Dat maakt het allemaal mogelijk om de prijs zo laag te houden. Je zou in Amsterdam kunnen wonen als je in Parijs werkt."[1]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Dit vroegen jullie aan de TU Delft-studenten achter de hyperloop” (Dinsdag 31 januari 2017, 21:24), NOS