• aan·vangs·kos·ten
enkelvoud meervoud
naamwoord aanvangskosten
verkleinwoord

de aanvangskostenmv

  1. de hoeveelheid geld die men voor het gebruik van iets moet maken
     „Staatssecretaris Mansveld kan wel roepen dat een nieuwe noordtak te duur wordt, maar dat klopt niet. De aanvangskosten zijn inderdaad hoger dan aanpassing van bestaand spoor, maar die kosten zijn na tien jaar terugverdiend en alles daarna is pure winst”, zegt Hans Heerze van No Rail, dat zich verzet tegen meer goederentreinen door de Twentse steden.[1]


  1.   Weblink bron “Actiegroep No Rail: ook financieel is nieuwe noordtak gunstiger” (Redactie 20-05-2014), Tubantia