inrichtingskosten

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·rich·tings·kos·ten
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord - inrichtingskosten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de inrichtingskostenmv

  1. (economie) aan het inrichten van iets nieuws verbonden kosten

Gangbaarheid