Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sto·me·rij·kos·ten
enkelvoud meervoud
naamwoord stomerijkosten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de stomerijkostenmv

  1. geld dat men aan een stomerij moet betalen om kleding schoon te maken
     Bewijzen dat de klant het product heeft gebruikt, is moeilijk, zegt Hendriks. "Twee weken geleden kwam een kinderwagen retour met spuugvlekken erop. Ik heb foto's ervan gemaakt en die naar de klant gestuurd. Die ontkent en zegt dat het tijdens het transport naar ons moet zijn gebeurd. Zulke grappen maak je mee. Ik verbaas me dat mensen dit blijven proberen. Uiteindelijk heb ik de stomerijkosten in mindering gebracht."[1]
     Maatpakkenlabel Pakkend komt met een coronacolbert: om in te niezen. Dat scheelt stomerijkosten, zegt oprichter Chris van Luxemburg (43).[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Geen modder aan broek meer, alleen met label mag product worden teruggestuurd” (6 april 2022), NOS
  2.   Weblink bron
    Noor Lagendijk
    “Ondernemer Chris bedenkt ‘coronacolbert’ om in te niezen” (29-09-2020), Tubantia