• aan·leg·kos·ten
enkelvoud meervoud
naamwoord aanlegkosten
verkleinwoord

de aanlegkostenmv

  1. prijs die je moet betalen voor het maken van onroerende voorzieningen
     De aanlegkosten van de Betuweroute, zoals het spoor officieel heet, vielen met 4,7 miljard euro ruim twee keer zo hoog uit als vooraf was gedacht. Dit terwijl de Betuwelijn juist veel geld moest opleveren. En er zijn meer vraagtekens: hoe staat het met de capaciteit van de spoorlijn, die niet volledig wordt benut? En draagt de goederenspoorlijn bij aan een beter milieu?[2]
     De aanlegkosten van de metrolijn waren begroot op 1,4 miljard euro. Nu is de verwachting 3,1 miljard. De metrolijn moet in 2017 klaar zijn.[3]
  2. (scheepvaart) prijs die je moet betalen voor het aanmeren in een haven


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Betuwelijn 10 jaar: doorslaand succes of eeuwige belofte?” (16-06-2017), NOS
  3.   Weblink bron “College Amsterdam erkent fouten Noord-Zuidlijn” (13-01-2010), NOS