• rond·ma·ken

rondmaken

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
rondmaken
maakte rond
rondgemaakt
zwak -t volledig
  1. een afspraak bindend maken
    • Volgens FC Twente ligt het bod er echter nog steeds. "Het staat hier op papier en we hebben zelfs net nog contact gehad met Swansea", zegt voorzitter Joop Munsterman in de TC Tubantia van donderdag. De club uit Wales wil de deal nog altijd rondmaken. [1] 
    • De jeugdhulp in Twente is aanbesteed. Met het rondmaken van de laatste contracten, zijn de veertien Twentse gemeenten startklaar voor 2015. [2] 
    • NVB-directeur Nico Rietdijk liet eerder weten dat nieuwbouw populairder is dan bestaande bouw. "Bij nieuwbouw weet je wat je krijgt en is het rondmaken van de hypotheek vaak ook beter te overzien en gemakkelijker geregeld dan bij een oud huis, waar nog van alles aan moet gebeuren." [3] 
95 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[4]