• ge·bruik·ma·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
gebruikmaken
maakte gebruik
gebruikgemaakt
zwak -t volledig

gebruikmaken

  1. overgankelijk nuttig inzetten, een mogelijkheid benutten
    • Hij besloot daar niet gebruik van te maken. 
     Napoleon gaf de Route Nationale 7 haar naam. Hij maakte zelf ook gebruik van de weg. Zo overnachtte hij in de Auberge de la Teste Noire in Saint-Symphorien-de-Lay, net als Frans I, Rousseau en Rabelais. Het gebouw is niet meer in gebruik als herberg. In 1814 sliep Napoleon op weg naar Elba in het Relais de l'Empereur in Montélimar. Dat hotel is een paar jaar geleden gesloten. Volgens Trip Advisor stond het de laatste jaren bekend om zijn stoffige kamers, deplorabele ontvangst en gesloten restaurant.[1]
     Omdat de nood hoog is en er te weinig opvangplekken zijn, neemt Van der Burg de naar eigen zeggen uitzonderlijke stap om zelf over de vergunning te beslissen. Hij had vorige week al in het algemeen aangekondigd dat het kabinet van die mogelijkheid gebruik wil gaan maken.[2]
  1.   Weblink bron
    Peter Giesen
    “Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
  2.   Weblink bron “Kabinet passeert voor het eerst gemeente: vergunning voor azc in hotel” (16 augustus 2018), NOS