• glad·ma·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
gladmaken
maakte glad
gladgemaakt
zwak -t volledig

gladmaken overgankelijk [1]

  1. gelijk, effen maken
  2. glanzig, glimmend maken, polijsten
  3. vereffenen, aanzuiveren