glad
- glad
glad
- (materiaalkunde) egaal, met geringe ruwheid, slipperig
- Het oppervlak werd door slijpen glad gemaakt.
- De ijzel maakte de wegen glad.
- ▸ Het was een lange slanke vent van in de veertig, en in tegenstelling tot alle andere hikers was hij glad geschoren met een verzorgde, gezonde uitstraling.[3]
- (pejoratief) doortrapt, gewiekst, slinks
- Hij is glad en geniepig.
- (cosmetica) zonder rimpels
- Een gladde huid.
- Iets glad vergeten zijn
Iets totaal vergeten zijn
- Zo glad als een aal (d.w.z. "als een paling")
Gezegd van iemand waarop je geen vat krijgt
- Dat zal hem niet glad zitten
iets zal niet meevallen en moeilijk zijn
- Een gladde vogel
iemand die zich overal weet uit te redden op slinkse wijze
- Zich op glad ijs wagen/begeven
ergens over gaan praten waar die weinig van af weet
1.
|
- Het woord glad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "glad" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "glad" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ glad op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be