• glad·ha·rig
  • Samenstellende afleiding van glad en haar met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gladharig gladhariger gladharigst
verbogen gladharige gladharigere gladharigste
partitief gladharigs gladharigers -

gladharig

  1. met beharing die recht is een tezamen een glad oppervlak vormt
    • Dit hondenras is wat gladhariger dan het andere. 


stellend attributief
gladharig gladharige

gladharig

  1. gladharig