blije tieners
  • blij
  • In de betekenis van ‘vrolijk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1152.[1]
  • erfwoord: Middelnederlands blīde ‘vrolijk, blij; helder; gelukkig, welgezind’, ontwikkeld uit Oergermaans *blīþi-, mogelijk van de werkwoordstam *blī- ‘glanzen’, waaruit ook Mndl. blie ‘kleur’, alsmede Ndl. blei (vis) en blijken; verder zie aldaar.[2] Nederduits blied, Fries bliid en Engels blithe.
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen blijblijerblijst
verbogen blijeblijereblijste
partitief blijsblijers-

blij

  1. vrolijk van stemming
    • Er waren veel blije mensen te zien bij de inauguratie van president Obama. 
    • Zij was heel blij toen zij de goede uitslag van haar examen hoorde. 
     ’Wie weet er een mop?’ riep een aarzelende stem. Een voor een begonnen we grappen en verhalen met elkaar te delen om de moed erin te houden. Een onbekende stem vertelde een eindeloos lange mop met een zeer matige clou, maar ik was allang blij afgeleid te worden.[3]
  2. opgelucht
    • Wat ben ik blij dat jij het maar bent. 
     In een interview in 2009 met Mare zei Buikhuisen dat hij nog altijd last had van de affaire. Hij zei nog elke keer te hopen op een verontschuldiging als hij post kreeg van de universiteit. "Dat ze gewoon een beetje erkennen: we zijn toch wel tekortgeschoten. Ik zou daar heel blij mee zijn."[4]
  3. onpersoonlijk vreugde oproepend, stemmend tot blijdschap/vreugde
    • Ik heb een blijde boodschap. 
  4. (informeel), (jongerentaal) dwaas, onnozel
    • Doe niet zo blij, man! 

[1] "vrolijk"

  • Blij te moede zijn
In een aangename, opgewekte stemming zijn
  • Blij toe zijn
Tevreden of gelukkig zijn met iets, terwijl dat op het eerste gezicht helemaal niet voor de hand lijkt te liggen (bijv. omdat men anders in een nog veel vervelender situatie was beland)
  • Een blij ei
Iemand die op een naïeve manier vrolijk is, en daardoor blind voor eventuele risico's
  • Iemand blij maken met een dode mus
Iemand valse hoop geven, beloftes doen die niet kunnen worden waargemaakt

[3] "vreugde oproepend"

  • In blijde verwachting zijn
Zwanger zijn
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[5]
  1. "blij" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. blij op website: Etymologiebank.nl
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  4. Bronlink geraadpleegd op 11 mei 2025 Weblink bron “Criminoloog Wouter Buikhuisen (91) overleden” (10 mei 2025), NOS
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
  • blij

blij

  1. informeel tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van het imperfectieve werkwoord blít