• blei
enkelvoud meervoud
naamwoord blei bleien
verkleinwoord bleitje bleitjes

de bleiv / m

  1. (straalvinnigen) bepaald soort zoetwatervis, Blicca bjoerkna   uit de karperachtigen
27 % van de Nederlanders;
23 % van de Vlamingen.[4]


  • blei

blei

  1. verleden tijd van bli


  • blei

blei

  1. verleden tijd van bli