• ziels·blij
stellend
onverbogen zielsblij
verbogen zielsblije
partitief zielsblijs

zielsblij

  1. bijzonder verheugd
    • De zielsblije man kon nauwelijks uit zijn woorden komen. 
90 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be