geaccidenteerd
- Geluid: geaccidenteerd (hulp, bestand)
- IPA: / ɣəˌɑksidɛnˈtert / (5 lettergrepen)
- ge·ac·ci·den·teerd
- pseudodeelwoord afgeleid van Frans accidenté ww met het omvoegsel ge- -eerd, in de betekenis van ‘ongelijk (van bodem)’ voor het eerst aangetroffen in 1875 [1][2][3]
stellend | |
---|---|
onverbogen | geaccidenteerd |
verbogen | geaccidenteerde |
partitief | geaccidenteerds |
geaccidenteerd
- met een ongelijk grondoppervlak vol hoogteverschillen door bijvoorbeeld heuveltjes, begroeiing, sloten, wallen en kuilen
- Het woord geaccidenteerd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ geaccidenteerd op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "geaccidenteerd" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3