Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ijs·ach·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ijsachtig ijsachtiger ijsachtigst
verbogen ijsachtige ijsachtigere ijsachtigste
partitief ijsachtigs ijsachtigers -

Bijvoeglijk naamwoord

ijsachtig

  1. gelijkend op, of eigenschappen hebbend van ijs
    • Amina Sinai, onnoemelijk opgelucht door mijn enkele hoofd, keek ernaar met verdubbelde moederlijke liefde, en zag het door een verfraaiende mist, waarbij ze de ijsachtige excentriciteit van mijn hemelsblauwe ogen, de slapen als afgeknotte horens en zelfs de weelderige komkommer van de neus negeerde.(uit: Middernachtskinderen van Salman Rushdie) 
Synoniemen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be