Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: tiën
0010
tien,
op een abacus


Telwoord (nl)
0123456789
10111213141516171819
20212223242526272829
30313233343536373839
40414243444546474849
50515253545556575859
60616263646566676869
70717273747576777879
80818283848586878889
90919293949596979899
1002003004005006007008009001000
10610910121015101810211024102710301033
1036103910421045104810511054105710601063
10661069107210751099101001012010303103003
  • tien

tien

  1. "10", het getal tussen negen en elf
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen tien euro en zevenendertig cent. 
       'Moet je nu zien!', zucht patron Thierry Gleize (49). 'Moeilijk, moeilijk... binnen tien jaar is het hier afgelopen.'[4]
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • Het juiste antwoord op opgave tien is "42". 

bijwoord

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "tien" ht als linkerdeel

hooftelwoorden samengesteld met "tien" ht als rechterdeel

detienv/m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 10 is aangeduid
    • Het is weer de tien die het niet doet, kunnen we die niet simpel vervangen? 
    • Haar elfde verjaardag was een belangrijk moment, want haar leven werd heel anders toen ze de tien eenmaal voorbij was. 
  2. (onderwijs) (in het Nederlandse onderwijssysteem) het hoogst mogelijke en dus beste cijfer
    • Hij had een uitzonderlijke aanleg voor wiskunde en haalde daarvoor zonder veel inspanning een tien op zijn rapport. 

[1] dat wat in een (rang)ordening met 10 is aangeduid

  • Tien tegen één
Een heel grote kans op iets (zonder 100% zekerheid)
 De kans is tien tegen één. 

[2] (in het Nederlandse onderwijssysteem) het hoogst mogelijke en dus beste cijfer

  • Een tien!
Helemaal goed (gedaan/geraden enz.)
  • Een tien met een griffel (en een zoen van de juffrouw) krijgen
Een resultaat behalen dat grote trots rechtvaardigt

tien mv

  1. groep van 10 eenheden
    • Deze tien zijn natuurlijk blij, maar laten we ook denken aan het verdriet van de vier die zijn afgewezen. 
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[5]

tien

  1. tien; het gehele getal tussen negen en elf, in Arabische cijfers 10, in Romeinse cijfers X

tien

  1. tien; het getal 10
  • Afgeleid van het Proto-Germaanse *tehun

tien

  1. tien; het gehele getal tussen negen en elf, in Arabische cijfers 10, in Romeinse cijfers X

tien

  1. tien; het gehele getal tussen negen en elf, in Arabische cijfers 10, in Romeinse cijfers X
  • Afgeleid van het Proto-Germaanse *tehun, via het Oudsaksische tehan

tien

  1. tien; het gehele getal tussen negen en elf, in Arabische cijfers 10, in Romeinse cijfers X

tien

  1. tien; het gehele getal tussen negen en elf, in Arabische cijfers 10, in Romeinse cijfers X

tien

  1. tien; het getal 10

tien

  1. (West-Münsterlands) tien; het gehele getal tussen negen en elf, in Arabische cijfers 10, in Romeinse cijfers X
  • Afgeleid van het Oudnederlandse ten / tēn / *tien, via het Middelnederlandse tien

tien

  1. tien; het gehele getal tussen negen en elf, in Arabische cijfers 10, in Romeinse cijfers X