Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: ELF


Nederlands

       
0 0 1 1
elf,
op een abacus


Telwoord (nl)
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
30 31 32 33 34 35 36 37 38 39
40 41 42 43 44 45 46 47 48 49
50 51 52 53 54 55 56 57 58 59
60 61 62 63 64 65 66 67 68 69
70 71 72 73 74 75 76 77 78 79
80 81 82 83 84 85 86 87 88 89
90 91 92 93 94 95 96 97 98 99
100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000
106 109 1012 1015 1018 1021 1024 1027 1030 1033
1036 1039 1042 1045 1048 1051 1054 1057 1060 1063
1066 1069 1072 1075 1099 10100 10120 10303 103003
Uitspraak
Woordafbreking
  • elf
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

[A] elf

  1. 11, het getal tussen tien en twaalf
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • Een strafschop wordt genomen op elf meter van het doel. 
      • De totale kosten bedragen elf euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • In Amerika verwijst "9/11" naar de aanslagen van elf september 2001. 
      • Het juiste antwoord op opgave elf is "42". 
       Rond elf uur hield ik het niet meer en nam één hap van mijn Snicker. Ik kauwde zorgvuldig om optimaal te genieten van de nougat, pinda’s, karamel en melkchocolade.[6]
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen

bijvoeglijk naamwoord samengesteld met "elf" ht

bijwoord

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "elf" ht als linkerdeel

hooftelwoorden samengesteld met "elf" ht als rechterdeel
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord elf elven
verkleinwoord elfje elfjes

Zelfstandig naamwoord

[A] elf v / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 11 is aangeduid
    • Het is weer de elf die het niet doet, kunnen we die niet simpel vervangen? 
    • Haar twaalfde verjaardag was een belangrijk moment, want haar leven werd heel anders toen ze de elf eenmaal voorbij was. 

[A] elf mv

  1. groep van 11 eenheden
    • De elf zijn natuurlijk blij, maar de vijf die als reserve op de bank belanden zijn teleurgesteld. 
enkelvoud meervoud
naamwoord elf elfen
verkleinwoord elfje elfjes

Zelfstandig naamwoord

[B] elf m / v

  1. mythologisch wezen dat meestal over bovennatuurlijke krachten beschikt,
  2. vriendelijke natuurgeest, meestal in de gedaante van een meisje met vleugels
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Anagrammen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[7]

Meer informatie

Verwijzingen


Achterhoeks

Hoofdtelwoord

elf

  1. elf; geheel getal groter dan tien en kleiner dan twaalf: in Arabische cijfers 11, in Romeinse cijfers XI


Afrikaans

Telwoord (afr)
0
1 11 10 100 103
2 12 20 200 106
3 13 30 300 109
4 14 40 400
5 15 50 500
6 16 60 600
7 17 70 700
8 18 80 800
9 19 90 900
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Nederlandse elf

Hoofdtelwoord

elf

  1. elf; geheel getal groter dan tien en kleiner dan twaalf: in Arabische cijfers 11, in Romeinse cijfers XI
Verwante begrippen

Zelfstandig naamwoord

elf

  1. (mythologie) elf

Meer informatie


Beiers

Hoofdtelwoord

elf

  1. elf; geheel getal groter dan tien en kleiner dan twaalf: in Arabische cijfers 11, in Romeinse cijfers XI


Duits

       
0 0 1 1
elf,
op een abacus
Uitspraak
Woordafbreking
  • elf
Telwoord (Duits)
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
30 31 32 33 34 35 36 37 38 39
40 41 42 43 44 45 46 47 48 49
50 51 52 53 54 55 56 57 58 59
60 61 62 63 64 65 66 67 68 69
70 71 72 73 74 75 76 77 78 79
80 81 82 83 84 85 86 87 88 89
90 91 92 93 94 95 96 97 98 99
100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000
106 109 1012 1015 1018 1021 1024 1027 1030 1033
1036 1039 1042 1045 1048 1051 1054 1057 1060 1063
1066 1069 1072 1075 1099 10100 10120 10303 103003
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Middelhoogduitse eilf

Hoofdtelwoord

elf

  1. elf; geheel getal groter dan tien en kleiner dan twaalf: in Arabische cijfers 11, in Romeinse cijfers XI
Schrijfwijzen
Gelijkklinkende woorden
Afgeleide begrippen


Fries

Zelfstandig naamwoord

elf

  1. (mythologie) elf

Meer informatie


Limburgs

Zelfstandig naamwoord

elf

  1. (mythologie) elf


Middelengels

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Angelsaksische elf

Zelfstandig naamwoord

elf

  1. elf
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen
Overerving en ontlening


Nedersaksisch

Woordafbreking
  • elf
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Middelnederduitse elvene

Hoofdtelwoord

elf

  1. elf; geheel getal groter dan tien en kleiner dan twaalf: in Arabische cijfers 11, in Romeinse cijfers XI
Schrijfwijzen


Pennsylvania-Duits

Telwoord (pdc)
0
1 11 10 100 103
2 12 20 200 106
3 13 30 300
4 14 40 400
5 15 50 500
6 16 60 600
7 17 70 700
8 18 80 800
9 19 90 900
Uitspraak
Woordafbreking
  • elf

Hoofdtelwoord

elf

  1. elf
Synoniemen


Pools

Uitspraak

Zelfstandig naamwoord

elf mbezield

  1. (mythologie) elf
Afgeleide begrippen

Meer informatie


Schots

Zelfstandig naamwoord

elf

  1. (mythologie) elf

Meer informatie


Slowaaks

Uitspraak
Woordafbreking
  • elf

Zelfstandig naamwoord

elf mbezield

  1. (mythologie) elf
Afgeleide begrippen

Meer informatie


Tsjechisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • elf
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels

Zelfstandig naamwoord

elf mbezield

  1. (mythologie) elf
Verbuiging



Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Meer informatie

Verwijzingen


Westfaals

Hoofdtelwoord

elf

  1. (Zuidwestfaals) elf; geheel getal groter dan tien en kleiner dan twaalf: in Arabische cijfers 11, in Romeinse cijfers XI
Schrijfwijzen